D e h e l d
Nog een kind droomde ik een groot minnaar
te worden. Het lot had bepaald dat ik een bron
van liefde en lust werd en terwijl iedere vorm
van verdorvenheid, van ontucht, mij vreemd was,
bedreef ik met ware doodsverachting de liefde.
Mijn dapperheid werd alom geroemd.
Eeuwenlang was mijn lichaam een lust voor het oog.
Dag in dag uit, jaar in jaar uit, bracht ik vals en
vlug, zonder pijn, zonder omzien naar de wereld,
onzichtbaar tussen droom en daad, mijn veeleisende
bruiden geluk.
Ook al was ik een toonbeeld van zelfbeheersing: mijn
nooit aflatende inzet zou mijn arme hart meer en meer
bedrukken. Totdat mij geen andere weg bleef dan mij te
schikken naar de nukken van mijn laatste metgezel:
mijn onovertroffen innerlijke schoonheid.
Jef van Kempen
(Uit: Laatste bedrijf. Gedichten 1963-2008)
museum of lost concepts – gedichten