Jef van Kempen: 5 Gedichten

J e f   v a n   K e m p e n

V i j f   g e d i c h t e n

 

Intensive care

 

In deze betonnen duisternis weigert

hij te ontwaken. Het is de dood die

loert en dreigt. In een flits verpletterd,

in dat ene ogenblik teveel,

 

om precies te zijn: gebroken glas

in zacht vlees, verminkte huid,

geblakerd, afgerukt, met harde hand

ontvreemd in een lieflijk mijnenveld.

 

Rest alleen: het licht dat als een

wit vlies aan de muren hangt, geluid

dat gaten maakt in zijn hoofd, de geur

van rottend bloed, opgeruimde kamers.

 

Ongeboren was hij op zijn best,

maar ontdaan van alle alledaagsheid,

van alle onberekenbare motieven,

wist hij nog hoe hij ooit

 

onder haar rok keek

en bladerde tussen haar benen

en dat alleen een vrolijke gek

de hemel zal zien.

 

 

Onzichtbaar

 

Soms sprak zij van

alle planten van de wereld

die ondergronds verbonden zijn

door middel van onzichtbare draden

en die door chemische stoffen in staat

van seksuele opwinding geraken om daarna

weer snel te bezwijken bij de geringste

tegenslag en dat dit alles een geheim

is dat door god en de heiland en

anderen wordt bewaard.

Zo sprak zij dan.

Ik luisterde.

 

 

De afvallige

 

Onbaatzuchtig is de voorzienigheid voor

wie probeert de tekenen des tijds te verstaan.

 

Uit zijn mond kwam enkel de klank van matigheid

en eenvoud van geest voorkwam dat minder

 

aangename eigenschappen de overhand

kregen. De smaak van wijn of het verwekken

 

van een kind, alles was genotvoller dan de

beheersing van het woord.

 

Mooi zijn vooral de uit het hart opgetekende

verhalen waarbij hij (na terloops stenen in

 

brood te hebben veranderd) zijn mond

liet getuigen van hoe hij bij herhaling

 

op de proef was gesteld

maar nooit ofte nimmer koos voor

 

het minder goede.

Zo gaat een leven voorbij,

 

on-ontaard,

schijnbaar onaangeraakt,

 

maar vooral onaantastbaar,

als de zon aan de horizon.

 

 

Sluis 3

 

Hoog in de lucht drijft een schip

tussen eikenhouten deuren.

Roerloos als de reiger wacht

de visser op zijn prooi,

staart met koele blik

in het zwarte water van

de waterval.

Zijn vrouw wast

-keer op keer-

zijn auto blinkend blauw

en wit en blauw.

Aan het hek spuwen

oude mannen gal,

vertellen duizend en één

verhalen over het leven

en over de dood

(voor zover van belang).

 

Geruisloos waait een meisje

voorbij,

helling op, helling af, verdwijnt,

met fiets en al, achter een muur

van populieren

(komt zij ooit terug?)

 

Een late hond likt het asfalt

terwijl zijn baas de sterren zoekt.

Ver weg huilt een kind wanhopig

om de moeder

(komt zij ooit terug?)

 

Dan slaat hij toe

-oog om oog, tand om tand-

doodt opgewekt zijn prooi.

Hoog in de lucht drijft een schip

tussen eikenhouten deuren.

De schipper, roerloos op de brug,

ziet de visser bij de waterval

en achter hem weet hij de doden,

zij aan zij, steen na steen.

 

Het wachten is op de nacht

(die altijd komt).

 

 

De held

 

Nog een kind droomde ik een groot minnaar

te worden. Het lot had bepaald dat ik een bron

 

van liefde en lust werd en terwijl iedere vorm

van verdorvenheid, van ontucht, mij vreemd was,

 

bedreef ik met ware doodsverachting de liefde.

Mijn dapperheid werd alom geroemd.

 

Eeuwenlang was mijn lichaam een lust voor het oog.

Dag in dag uit, jaar in jaar uit, bracht ik vals en

 

vlug, zonder pijn, zonder omzien naar de wereld,

onzichtbaar tussen droom en daad, mijn veeleisende

 

bruiden geluk.

Ook al was ik een toonbeeld van zelfbeheersing: mijn

 

nooit aflatende inzet zou mijn arme hart meer en meer

bedrukken. Totdat mij geen andere weg bleef dan mij te

 

schikken naar de nukken van mijn laatste metgezel:

mijn onovertroffen innerlijke schoonheid.

 

Jef van Kempen (1948) publiceerde poëzie, biografische artikelen, essays en literaire bloemlezingen. Daarnaast is hij actief als beeldend kunstenaar. Jef van Kempen is medeoprichter en redacteur van o.a. de poëziewebsite: KEMP=MAG – kempis poetry magazine ( www.kempis.nl ) en van de website Antony Kok Magazine ( www. antonykok.nl ) In 1966 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel: Wiet. In 2010 verschijnt een verzamelbundel met gedichten en illustraties: Laatste bedrijf, gedichten 1963-2009 bij uitgeverij Art Brut, Postbus 117, 5120 AC Rijen, ISBN: 978-90-76326-04-7.

m u s e u m   o f   l o s t   c o n c e p t s

Jef van Kempen: 4 Gedichten

J e f   v a n   K e m p e n

V i e r   g e d i c h t e n

 

Norm

 

Het graf van de lezer is

voor mij een open boek,

want zelfs al blijkt het beeld

van de voorovergebogen dame

slechts een vage vlek op de muur,

(vergeef mij mijn zwak voor pikante details)

toch worden de mooiste en

onbestendigste van mijn dromen

ten alle tijden overvleugeld door

de kracht van mijn betoog:

 

het permanent en schaamteloos

verdraaien van de werkelijkheid,

als een wolk verstikkend gifgas

die door de regels raast

(meer dan 40 milligram per kubieke meter

dat is ver boven de veiligheidsnorm)

de met potlood onderstreepte woorden

voor altijd uitgewist,

het bloed van de lezer stroperig,

als het bloed van de ondode

die de angst om niet te sterven

een plaats geeft in waanzin.

 

Nee, liever eervol te sterven

dan als een lafaard te leven.

‘La-la-la ho-ho’ zong Rex Gildo

voordat hij voor altijd

uit het raam sprong

‘Es gibt dumme Tage da geht alles schief
da kommen die Geister die man gar nicht rief ‘.

 

Hoe troost je de achterblijvers?

Een dal van tranen?

Een stille tocht?

Een rake klap?

Wie schrijft

mag kieskeurig zijn.

Als brenger van het zwaard

beken ik al wat is gezegd

onder dwang

te hebben verklaard.

 

Requiem

 

O, dood, bedrieglijk, bedrieglijk scharminkel.

Daar waar (van aangezicht tot aangezicht)

 

onsterfelijke schoonheid onverdraaglijk wordt,

heult huichelachtige liefde met U:

 

spiegeltje, spiegeltje aan de wand,

wie is de mooiste van dit land?

 

Voor wie wit is, wit is als sneeuw,

is het lot van een graf in de zwarte,

 

in de zwarte aarde te zwaar.

O, dood, bedrieglijk, bedrieglijk scharminkel.

 

Zeven maal zeven maal zeven maal

zoveel niet-aflatende rouw om

 

deze nietsontziende vergankelijkheid.

Bij dit eenzame glazen graf stijgt een

 

woordloos gejammer op naar een verre,

naar een verre hemel:

 

die spiegel van eeuwigheid.

 

Talent

 

Om bedachtzaam

te lijken,

 

bal ik

de vuisten

 

op de rug.

 

Keesje

 

Een kaft van gemarmerd papier

bewaart het geheim

 

van een onooglijk mens.

Dat is te zeggen:

 

vaak omarmd en gekoesterd

als het heertje van de straat

 

(heel schoon en goed van gezicht,

want daar zorgde jouw oma wel voor)

 

deed hij er toch nog toe.

In ieder geval even.

 

Maar nooit nodeloos lang

wacht de dood.

 

Dat was alles.

 

Jef van Kempen (1948) publiceerde poëzie, biografische artikelen, essays en literaire bloemlezingen. Daarnaast is hij actief als beeldend kunstenaar. Jef van Kempen is medeoprichter en redacteur van o.a. de poëziewebsite: KEMP=MAG – kempis poetry magazine ( www.kempis.nl ) en van de website Antony Kok Magazine ( www. antonykok.nl ) In 1966 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel: Wiet. In 2010 verschijnt een verzamelbundel met gedichten en illustraties: Laatste bedrijf, gedichten 1963-2009 bij uitgeverij Art Brut, Postbus 117, 5120 AC Rijen, ISBN: 978-90-76326-04-7.

m u s e u m   o f   l o s t   c o n c e p t s